main article
knowledge base > legislation > safety standards > Atex
This article is not yet available in the language you selected

De praktijk van ATEX 137

Article index
 Twee explosie richtlijnen
 Explosieve atmosfeer
 Verplichtingen voor werkgever
 Zonering
 Explosieve stoffen
 Gevaarlijke hoeveelheden
 De klasse van de zone
 Oude apparatuur
 Verantwoordelijk
 Risicovolle apparatuur
 Recente explosies
 Relevante websites

Twee explosie richtlijnen

Vanaf juli 2006 moeten alle bedrijven waar explosiegevaar bestaat voldoen aan de zogenaamde ATEX 137 richtlijn (richtlijn 1999/92/EG). Daarnaast bestaat er ook de ATEX 95 richtlijn (richtlijn 94/9/EG), welke van toepassing is voor apparatuur welke gebruikt wordt op plaatsen waar explosieve gassen, dampen of stofwolken kunnen optreden.

Explosieve atmosfeer

Het doel van de ATEX 137 is het beschermen van de gezondheid en veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen.

Een explosieve atmosfeer kan bestaan uit een mengsel van lucht met brandbare stoffen in de vorm van gas, damp, nevel of een wolk brandbaar stof in lucht. Stoflagen en ophopingen van brandbaar stof kunnen ook gevarenbronnen zijn, omdat daaruit een explosieve stofwolk kan ontstaan. Een dergelijke stofwolk is te herkennen aan ‘zicht minder dan 1 meter’.

Verplichtingen voor werkgever

De ATEX 137 richtlijn verplicht werkgevers de volgende maatregelen te treffen, in deze verplichte volgorde:
  • het ontstaan van explosieve atmosferen zoveel mogelijk voorkomen;
  • het vermijden van de ontsteking van explosieve atmosferen, en
  • het beperken van de schadelijke gevolgen van een explosie
De werkgever kan dit alleen goed doen als hij op de hoogte is van de explosierisico’s in zijn bedrijf. Hij moet hierbij weten of en hoe vaak zich explosieve atmosferen voordoen bij machines, in gebouwen en daarbuiten. Ook moet hij inschatten hoe groot de kans is dat dit tot een ontploffing leidt, en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij is verplicht eventuele technische en organisatorische maatregelen te nemen, en bovenstaande gegevens goed vast te leggen in een Explosieveiligheidsdocument.

Zonering

Een bedrijf valt onder de ATEX 137-richtlijn indien het indelingsplichtig is. De criteria hiervoor zijn: Is brandbare stof aanwezig die kan exploderen? Indien er een gevaarlijke hoeveelheid aanwezig is, dan is het bedrijf indelingsplichtig en dient tot zonering te worden overgegaan. Zonering is een onderverdeling in gebieden met een bepaalde kans van optreden van explosieve atmosferen.

Explosieve stoffen

Van brandbare gassen en vluchtige vloeistoffen zoals oplosmiddelen is het explosiegevaar bekend. Voor het gebruik en de opslag daarvan bestaan al lange tijd overheidsvoorschriften.
Maar ook bij bedrijven waar met fijne poeders wordt gewerkt, zoals (zet)meel en pigmenten, is de kans op explosies aanwezig. Ook deze bedrijven nagaan of zij onder de ATEX 137-richtlijn vallen.
Om te achterhalen of een bepaalde grondstof explosief is, kunnen een aantal bronnen worden geraadpleegd. De leveranciers van grondstoffen leveren MSDS-kaarten (safety sheets), waarop ook de explosierisico’s zijn vermeld. Voor gassen en vluchtige vloeistoffen zijn deze kaarten meestal goed bruikbaar, maar voor poederachtige stoffen zijn ze niet altijd duidelijk. Zo staat op een MSDS-kaart van guar gum: ‘Brandgevaar: Nee. Explosiegevaar: Nee. Maar veel stofvorming kan leiden tot een droge-stofexplosie.’ Deze verwoording is onduidelijk over het risico van stofexplosies, terwijl die informatie wel essentieel is om te beoordelen of het bedrijf onder de ATEX-richtlijn valt.
Het BIA-Report 13/97, uitgegeven door de Duitse Berufsgenossenschaften, geeft veel informatie over de explosie-eigenschappen van poederachtige stoffen. De deeltjesgrootte van poeders blijkt een belangrijke parameter. Deeltjes groter dan 0,5 mm geven over het algemeen geen explosiegevaar.
Leveranciers van fijne poederachtige stoffen vormen een belangrijke informatiebron. Onderzoeksinstituten zoals TNO kunnen proeven uitvoeren om de deeltjesgrootte en de explosie-eigenschappen van stoffen te meten.

Gevaarlijke hoeveelheden

Is eenmaal bekend dat een stof explosiegevoelig is, dan bepaalt de hoeveelheid of een zone-indeling noodzakelijk is. De Nederlandse Praktijkrichtlijnen NPR 7910-1 (voor gassen, vluchtige vloeistoffen, dampen en nevels) en NPR 7910-2 (voor droge stoffen) geven een aantal op de praktijk gebaseerde hoeveelheden aan als ondergrens voor explosiegevaar. Zo adviseren zij een gevarenzone-indeling in gebouwen met meer dan 50 kg brandbaar stof met een deeltjesgrootte kleiner dan 0,1 mm of meer dan 500 kg brandbaar stof met een deeltjesgrootte tussen 0,1 en 0,5 mm.
De informatie in de NPR’s is echter niet bindend. De NPR’s zijn gebaseerd op onderliggende Europese normen die, mits men ze met kennis van zaken toepast, tot een andere zonering kunnen leiden.

De klasse van de zone

Bij de bepaling van de zonering speelt vooral de duur van een explosieve atmosfeer een rol: hoe langer, hoe gevaarlijker de zone.
Van zeer gevaarlijk tot licht gevaarlijk worden drie zoneklasses onderscheiden; voor gassen zone 0, 1 en 2, en voor poeders zone 20, 21 en 22. Daarnaast onderscheidt de NPR ook het niet-gevaarlijke gebied (NGG), ‘een gebied waarbinnen geen ontplofbare atmosfeer geacht wordt voor te komen in zodanige mate dat speciale voorzieningen ten aanzien van ontstekingsbronnen nodig zijn.’
De NPR 7910 geven praktische aanwijzingen voor het bepalen van de afmetingen van deze zones. Binnen een ommuurde ruimte kunnen meerdere zones aanwezig zijn. Afhankelijk van de zones moeten technische en organisatorische maatregelen genomen worden, zoals het aanpassen van apparatuur of het aanpassen van de ventilatie.
Wanneer dit voor de veiligheid van de werknemers van belang is, worden zones gemarkeerd met het driehoekige geel-zwarte EX-waarschuwingsbord, eventueel aangevuld met het nummer van de zone.

Oude apparatuur

Na bepaling van de zone moet worden ingeschat hoe groot de kans is dat de explosieve atmosfeer tot een ontploffing leidt. Dit hangt af van menselijke factoren (‘met een hete lamp de silo inspecteren’) en van technische factoren (‘een bout raakt los waardoor vonken ontstaan’). Indien in een zone alleen apparatuur wordt gebruikt die voldoet aan de ATEX 95 richtlijn (Ex-gemarkeerd) en de Ex-categorie heeft overeenkomstig de zone, dan is de kans op een explosie zeer klein. Het restrisico is dan maatschappelijk geaccepteerd.
Minder eenvoudig is de beoordeling van ontstekingsrisico’s van oudere apparatuur die niet is voorzien van het Ex-symbool. Van dergelijke apparatuur zijn gegevens als oppervlaktetemperatuur vaak niet bekend. Het is onwaarschijnlijk dat een met meel bedekte bakkerijinstallatie morgen ontploft omdat de motoren geen Ex-gemarkering hebben, maar de vraag is wel in hoeverre de oude elektromotoren in deze installatie nog veilig zijn.

Verantwoordelijk

Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de risicobeoordeling en het nemen van maatregelen. Sommige fabrikanten van ATEX-apparatuur voeren zoneringen uit, andere leveranciers leggen de verantwoordelijkheid voor de zonering geheel bij hun klanten. Gezien de kosten en maatregelen die ATEX-investeringen met zich mee brengen, is het belangrijk de zonering zo objectief mogelijk te bepalen. De zonering mag niet te zwaar zijn vanwege de extra kosten en de praktische haalbaarheid van de te nemen maatregelen. Een te lichte zonering verlaagt het explosierisico onvoldoende.
Een aantal brancheverenigingen, zoals de Nederlandse Vereniging. Diervoederindustrie (Nevedi) en de Vereniging Van Nederlandse Houtondernemingen, heeft het thema ATEX opgepakt. De Nevedi heeft een werkgroep ingesteld die voor de leden een handvat maakt om de zone-indeling te vergemakkelijken. Het blijven echter handvatten. Met name het beoordelen van de apparatuur in de zones blijkt lastig te zijn. Hiervoor kan de hulp worden ingeschakeld van een professioneel adviesburo zoals TCPM.

Risicovolle apparatuur

Binnen EX-zones wordt het explosierisico verhoogd door de volgende apparatuur:
  • Met stoflagen bedekte motoren, overbrengingen en dergelijke die regelmatig smeulen en/of langdurig zwaar worden belast.
  • Behuizingen met snel bewegende metalen delen. Het risico van explosie is nog groter als er losse metalen voorwerpen of stenen en dergelijke aanwezig kunnen zijn.
  • Lange kunststof leidingen waar statische elektriciteit wordt opgebouwd.
  • Open vonkende apparatuur bij dichte stofwolken of gas.
  • Gebroken, beschadigde of gebarsten elektrische bekabeling, losse elektrische contacten, en dergelijke.

Recente explosies

  • april 2003: gasexplosie bij chemisch concern te Geleen: 3 doden
  • januari 2004: stofexplosie in mengvoederfabriek: 3 gewonden
  • februari 2004: stofexplosie in de Botlek: 2 gewonden
  • mei 2004: explosie in kunststoffabriek te Glasgow: 9 doden, 44 gewonden
  • juli 2004: gasexplosie bij gasleiding te Gellingen: 21 doden, 200 gewonden
  • augustus 2004: explosie in melkpoeder silo te Veghel: geen gewonden
  • mei 2005: Explosie aardgasbehandelingsinstallatie NAM, Warffum: 2 doden

Relevante websites

www.newapproach.org: Europese richtlijnen en toelichtingen
www.nen.nl: normen en de Nederlandse Praktijk Richtlijnen
www.hvbg.de: online stoffendatabank en BIA report 13/97
www.zibb.nl/industrie: online dossier over ATEX richtlijnen

ir. P.P. van Norden, TCPM Ingenieurs en Adviseurs

For more information: TCPM Ingenieurs & Adviseurs

forumReply to this article
All fields are required. Your personal information will not be displayed on our website. Hyfoma does not supply machines, but only refers to the companies that do. Most of the suppliers listed supply machines for the food industry, and do not produce food themselves.

Name: Email:
Function: Company: