hoofdartikel
database > wetenschap & voeding > virussen
Download download article

Pathogene virussen in ons voedsel

Inhoudsopgave
 Levensmiddelen met het grootste besmettingsrisico
 Norovirussen
 Sapovirussen
 Enterovirussen
 Hepatitis A virus
 Hepatitis E virus
 Rotavirus
 Adenovirussen
 Parvovirussen
 Astrovirussen
 Hantavirussen
 Mond- en klauwzeer virus
 Influenza type A en rhinovirus
 SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome) coronavirus
 Tekenmeningo-encefalitisvirus
 Detectie van viruspartikels in voedsel
 Virus-inactivatie en algemene preventie
Wees alert voor deze zeer lastige klanten!

Bij voedselinfecties worden virussen te vaak ten onrechte over het hoofd gezien. Door het toepassen van allerlei moleculair diagnostische technieken in de levensmiddelenmicro-biologie werd de afgelopen 5 jaar aangetoond dat 66% van alle voedselinfecties door virussen wordt veroorzaakt. De internationalisering van de voedselvoorziening, gewijzigde voedings-patronen en voorkeuren, en veranderingen in de voedselbereiding maken dat we thans met een grotere diversiteit aan voedselpathogene virussen in contact kunnen komen. Een overzicht van de kleinste biologische agentia die een invloed op de voedselveiligheid hebben.

Virussen zijn buitenbeentjes in de (micro)biologie. Strikt genomen zijn virussen geen levende wezens omdat ze geen metabolisme vertonen. Ze zweven als het ware tussen de levende en niet-levende materie. Het zijn partikels bestaande uit erfelijk materiaal (DNA of RNA) omgeven door een eiwitkapsel. Sommige virussen zijn bijkomend uitgerust met een mantel van lipiden, de zgn. envelop. Virussen zijn bolvormig, staafvormig, isometrisch of van het faag-type (bestaande uit een kop, erfelijk materiaal, een staart en een basisplaat met stekels en staartdraden). Ze zijn van de grootte-orde 20-400 nm, en zijn enkel door een elektronenmicroscoop zichtbaar te maken. Virussen kunnen niet groeien in levensmiddelen. Ze kunnen er uitsluitend in overleven. De vermenigvuldiging grijpt plaats in de lichaamscellen van de gastheer.
Virussen zijn terug te vinden bij planten, dieren en bacteriën, en zijn al of niet overdraagbaar op mensen. De recente schade berokkend door de varkenspest, de vogelpest en het mond- en klauwzeervirus aan verschillende lokale economieën en de bedreiging van de volksgezondheid door het SARS- en vogelgriepvirus heeft er toe bijgedragen dat de virologie een zeer belangrijk onderzoeksdomein is geworden.

De belangrijkste redenen waarom het aantal virale voedselinfecties toenemen
  • De schaalvergroting in de landbouw
  • De globalisering van de voedselvoorziening
  • De besmetting van (bereide) levensmiddelen door menselijk contact of door contact met kritieke producten
  • Reizigers, vluchtelingen en immigranten die worden blootgesteld aan onbekende voedsel-gerelateerde gevaren
  • Een groter aandeel van de bevolking wordt in toenemende mate kwetsbaar (b.v. aids-patiënten, ouderen, immunogesuppresseerden
  • De wijzigingen in de voedselbereiding, met onder andere het onvoldoende verhitten van voedingswaren bij koken, braden, barbecue en fondue
  • Veranderde voedingsgewoonten (kant-en-klare maaltijden, exotische gerechten)
  • De terugkeer naar traditionele manieren van conserveren (confijten, pekelen, …)

Levensmiddelen met het grootste besmettingsrisico

Naast de verspreiding door geïnfecteerde personen kan virale besmetting plaats vinden door gewassen te besproeien met virusgecontamineerd water, door levensmiddelen te wassen met gecontamineerd spoelwater of door de kweekgebieden van schelpdieren te verontreinigen. Voornamelijk rauwe voedingsmiddelen, koude levensmiddelen en schelpdieren zijn betrokken bij virale voedselinfecties. Salades, gebak, desserts, vers gesneden groenten en fruit, kip, bevroren frambozen en voornamelijk drinkwater en schelpdieren worden gezien als een belangrijke bron van virale voedselinfecties. Doordat de schelpdieren het water filtreren worden de virusdeeltjes geconcentreerd opgenomen. Schelpdieren die faecale indicatororganismen bevatten, worden vaak gespoeld met schoon (zee)water om de contaminatie te reduceren. Waar dit effectief blijkt te zijn om de bacteriële contaminatie te reduceren, lijkt dit minder succesvol te zijn om een virale besmetting te verminderen. Als de schelpdieren rauw worden gegeten of slechts een milde hittebehandeling ondergaan, kunnen de virussen de gastheer infecteren.

Norovirussen

Norovirussen, vroeger Norwalk-like virussen of Small Round Structured Viruses (SRSV) genaamd, behoren tot de familie van de enterale calicivirussen. Zij veroorzaken epidemische gastro-enteritis bij de mens, het hele jaar door, met een piek in de wintermaanden. Tijdens de wintermaanden ondergaan o.a. oesters, fysiologische veranderingen waar door ze beter in staat zijn om virusdeeltjes op te nemen.

Bij volwassen personen starten de symptomen na 1 tot 3 dagen: buikpijn, projectielbraken en diarree zonder bloed of slijm. Dehydratie is de meest frequente complicatie. Na het verdwijnen van de ziektesymptomen kan de patiënt zich nog geruime tijd (2-3 weken) verzwakt voelen.
Een paar virusdeeltjes (10-100) zijn reeds voldoende om iemand ziek te maken. De virussen vermeerderen zich in de ingewanden tot grote aantallen, die worden uitgescheiden tijdens het braken of met de ontlasting (meestal meer dan 10 miljoen virussen per gram braaksel of ontlasting).
Ongeveer 10-20% van de norovirus-infecties vindt plaats door besmet voedsel of water. Producten zoals verse vruchten (bosbessen en frambozen), salades schaaldieren, eieren, gekookt voedsel, dranken en belegde broodjes zijn risicovoedsel. Meer dan ander voedsel zijn schelpdieren betrokken bij explosies van norovirus-gastro-enteritis. Bij extreme regenval vindt fecale besmetting van de oesterbanken plaats doordat massaal rioolwater in de oppervlaktewaters wordt overgestort. Contaminatie door besmette werknemers uit de voedingssector is een andere frequente oorzaak. Mensen kunnen immers symptoomloos drager zijn van het virus, en daardoor hun omgeving besmetten.
Het onmiddellijk instellen van strikte hygiënische maatregelen kan de verspreiding van het norovirus een halt toeroepen. Personeel met tekens van gastro-enteritis wordt geadviseerd om het werk pas te hervatten 48 tot 72 uur na het verdwijnen van de klachten. Zij moeten een zeer strenge hand- en toilethygiëne in acht nemen, en schorten en wegwerphandschoenen gebruiken.

Sapovirussen

Sapovirussen, vroeger Sapporovirussen genaamd, behoren tot de familie van de enterale calicivirussen. Vooral peuters en jonge kinderen worden ziek; maar ook volwassen zijn vatbaar voor een virale infectie. Volgende symptomen treden op: buikpijn, braken, diarree, hoofdpijn, myalgia, koorts. De te nemen hygiënische maatregelen zijn dezelfde als deze die van toepassing zijn voor norovirussen.

Enterovirussen

Enterovirussen, behorend tot de familie van de picornavirussen, worden onderverdeeld in 4 groepen : poliovirussen, groep A coxsackievirussen, groep B coxsackievirussen en echo-virussen. Poliovirussen veroorzaken polyomyelitis. Na een incubatieperiode van 5-14 dagen treden de eerste symptomen op: koorts, hoofdpijn, neusverkoudheid, keelpijn en gastro-intestinale klachten (geen diarree, wel braken). Ongeveer 11 tot 17 dagen na de besmetting treden de eerste verlammingsverschijnselen op ten gevolge de beschadiging van de zenuwcellen in het ruggenmerg. Personen van alle leeftijden kunnen langs fecaal-orale weg door het poliovirus worden besmet. Maar vooral bij niet-gevaccineerde kinderen < 3 jaar kan poliomyelitis optreden. De besmetting vindt plaats via het voedsel (melk, etc.) en het (drink)water. Levensmiddelen kunnen behalve via de handen en bij hoesten ook door vliegen worden besmet. Een goede handhygiëne en het behandelen en bewaren van levensmiddelen in gesloten recipiënten zijn de belangrijkste maatregelen om besmetting met het poliovirus te voorkomen. Coxsackievirussen kunnen eveneens langs fecaal-orale weg infectie veroorzaken De beginsymptomen zijn respiratoire en gastro-intestinale klachten, myalgia, koorts, hoofdpijn, keelpijn en borstpijn. Groep B coxsackievirussen kunnen myalgia, tijdelijke verlamming, meningitis, pancreatitis en myopericarditis veroorzaken. Groep A coxsackievirrusen kunnen infectie van de bovenste luchtwegen, pharingitis, meningitis, permanente verlamming en huiduitslag veroorzaken. Echovirussen treden op bij alle leeftijden, maar zijn vooral gevaarlijk voor neonaten. Met het ouder worden neemt het stervensrisico af. Na een incubatietijd van 3-10 dagen treden de eerste ziektesymptomen op: hoge koorts, braken, diarree, irriteerbaarheid, hoofdpijn. Nadien kan myositis, hepatitis, echovirale meningitis en/of encephalitis ontstaan. De besmetting gebeurt langs fecaal-orale weg: besmet voedsel en (drink)water. Een goede handhygiëne is ook hier op zijn plaats.

Hepatitis A virus

De virale hepatitis veroorzaakt door het hepatitis A picornavirus treedt op na een lange incubatieperiode van 3 tot 6 weken. Gedurende de incubatieperiode kunnen grote aantallen virussen zich via de urine of de faeces verspreiden. De symptomen bestaan uit verlies van eetlust, algehele malaise, koorts, hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid en braken. Tenslotte treedt er geelverkleuring van de huid op ten gevolge de ontsteking van de lever. De duur van de ziekte kan variëren van enkele weken tot maanden (maandenlange vermoeidheid) en kan voor volwassenen ernstiger zijn dan voor kinderen. In uitzonderlijke gevallen kan de ziekte fataal zijn voor ouderen. Vaccinatie tegen hepatitis A kan preventief worden uitgevoerd.
Hepatitis A kan men oplopen door voedsel (salades, schaaldieren, sandwiches, fruit, fruitsap, melk en zuivelproducten, groenten, frisdrank met ijsblokjes) of water dat met het hepatitis A virus besmet is te consumeren. De kans op hepatitis A is daarom het grootst in landen met een gebrekkige hygiëne: omdat het water daar vaak besmet is, groenten met besmet water gewassen worden, etc. Maar ook bij ons is voedingswaar een zeldzame keer besmet met het hepatitis A virus (vooral rauwe vis en schaaldieren).

Hepatitis E virus

Het ziektebeeld van hepatitis E lijkt op dat van hepatitis A. Hepatitis E is echter een ernstiger vorm van leverontsteking dan hepatitis A. Bij geïnfecteerde zwangere vrouwen leidt de ziekte trouwens tot een hoge sterftekans. De incubatietijd bedraagt ongeveer 2 tot 7 weken. Er bestaan geen medicijnen tegen hepatitis E en een vaccin tegen hepatitis E is er ook nog niet.
De besmetting met het hepatitis E -virus vindt plaats langs fecaal-orale weg. Vooral met menselijke uitwerpselen en varkensdrijfmest verontreinigd water is een belangrijke besmettingsbron. Door goede hygiënische maatregelen kan hepatitis E worden voorkomen. In landen zoals Noord-Afrika en India waar hepatitis E vaak voorkomt, is het verstandig om altijd het drinkwater en voedsel (vooral schaaldieren, varkensvlees) te koken/bakken. Schoon drinkwater is een belangrijke voorzorgsmaatregel om besmetting te voorkomen. Daarnaast is het belangrijk de handen goed te wassen: voordat u gaat eten, voordat u eten klaar maakt en nadat u naar het toilet bent geweest.

Rotavirus

Het rotavirus is één van de meest voorkomende virale verwekkers van acute diarree. Het wordt in tweederde van de positieve viruskweken gevonden, en komt vooral voor bij zuigelingen en peuters. Soms veroorzaakt het virus ook bij reizigers, ouderen en de verzorgers van kleine kinderen diarree. Die kan relatief lang aanhouden, doordat de ontstane vlokatrofie pas na 10 dagen hersteld is. Gedurende de eerste dagen van de ziekte (incubatieduur bedraagt 1-3 dagen) wordt ook veelvuldig braken, koorts en buikpijn als frequent voorkomende symptomen waargenomen. Bovendien kan het virus ook de bovenste luchtwegen infecteren. Door het vele braken en de waterige diarree is uitdroging een belangrijke complicatie. Dehydratatie is vooral voor kinderen onder de twee jaar gevaarlijk.

Het rotavirus, behorend tot de familie van de reovirussen, wordt hoofdzakelijk overgedragen via de fecaal-orale route, dat wil zeggen van de ontlasting naar de mond, door verontreinigd drinkwater, maar waarschijnlijk ook door inademing van het virus uit de lucht. Infectie gebeurt eveneens na het eten van met rotavirus besmet vlees, groenten en fruit. Als het virus op de handen zit, kan het uren blijven leven, en op vochtige oppervlakken kunnen ze zelfs verschillende weken infectief blijven. De infectiedosis is laag (< 100 viruspartikels).
Voorzorgsmaatregelen om infectie met het rotavirus te voorkomen: regelmatig de handen wassen gevolgd door chemische ontsmetten, zorgvuldig schoonmaken en desinfecteren van lokalen en oppervlakken, goede hygiëne bij kinderverzorgers, etc. In landen met hoog hygiëne-risico is het het beste als de reizigers geen kraantjeswater of ongepasteuriseerde melk drinken, geen ijs en ongepasteuriseerde zuivelproducten eten en niets eten bij kraampjes of restaurantjes die er onfris uitzien. Wel veilig zijn: flessen koolzuurhoudende frisdranken (vooral frisdranken met een smaakje), bier, wijn, hete koffie of thee, gekookt water of water dat gereinigd is met jodium of chloor.

Adenovirussen

Adenovirussen veroorzaken gewoonlijk infecties van de luchtwegen. Hoewel sommige typen (40 en 41) met name bij kinderen acute gastro-enteritis kunnen veroorzaken, die qua ernst vergelijkbaar is met een rotavirusinfectie. Ook personen met immuniteitsproblemen en volwassenen kunnen worden geïnfecteerd met het adenovirus, en gastro-enteritis krijgen. Besmetting gebeurt langs fecaal-orale weg, onder andere na het eten van besmette schaaldieren. Adenovirussen zijn buitengewoon bestendig tegen fysische en chemische agentia, ongunstige pH-condities, etc. Hierdoor kunnen ze gedurende lange tijd buiten het lichaam overleven.
Ze hebben als dierlijk reservoir : varkens en runderen.

Parvovirussen

Parvovirussen veroorzaken gastroenteritis bij alle leeftijdsgroepen. De infectie gebeurt vooral via schaaldieren die besmet zijn met parvo-like virussen. De incubatietijd bedraagt 10 tot 70 uur. De symptomen, die 3 tot 9 dagen duren, zijn identiek aan deze die optreden bij een rotavirus-infectie; maar ze zijn doorgaans milder van karakter.

Astrovirussen

Astrovirussen veroorzaken na een incubatietijd van 3-4 dagen het malabsorptie-syndroom, d.w.z. onvolledige absorptie van de voeding, met uiteenlopende gevolgen: buikpijn, braken, diarree, anemie, gewichtsverlies, vitamine- en mineralentekort. Vooral kinderen beneden de leeftijd van 4 jaar zijn slachtoffer van het virus; maar ook volwassenen en ouderen kunnen worden getroffen.
De besmetting gebeurt langs fecaal-orale weg. De infectueuze dosis is laag: < 100 virussen. Astrovirussen komen voor in gevogelte, varkens, schapen, runderen en schaaldieren.

Hantavirussen

Hantavirussen behoren tot de familie van de bunyavirussen en worden door knaagdieren op de mens overgebracht. Hantavirussen worden in twee groepen verdeeld. De eerste groep komt voor in Azië en Europa en veroorzaakt nierinfectie, virale hemorragische koorts, uitgebreide bloedingen en functiestoornissen van verschillende organen. De virussen uit de tweede groep worden tot dusver alleen in de Verenigde Staten aangetroffen, en zijn verantwoordelijk voor het hantavirus pulmonairsyndroom. De geïnfecteerde krijgt dan koorts, spierpijn, rillingen, hoofdpijn, misselijkheid, braken of diarree. Door vochtophoping in de longen kunnen vervolgens ademhalingsmoeilijkheden ontstaan.
Aangezien ongeveer 50 procent van de infecties met een hantavirus dodelijk afloopt, is preventie van het allergrootste belang. Er bestaat vooralsnog geen vaccin tegen hantavirusinfecties.
Elk contact met knaagdieren moet worden vermeden: voedsel moet in goed afsluitbare verpakkingen worden bewaard en knaagdieren mogen een levensmiddelenbedrijf niet kunnen binnendringen. Om knaagdieren de toegang te ontzeggen moeten alle gaten en kieren hermetisch worden dichtgemaakt. Door knaagdieren betreden ruimtes en voorwerpen moeten worden schoongemaakt en ontsmet met een 10% NaOCl-oplossing.

Mond- en klauwzeer virus

Het virus dat behoort tot de familie van de picornavirussen veroorzaakt mond- en klauwzeer bij herkauwers en bij varkens. Via melk, vlees en organen afkomstig van besmette dieren kan de mens geïnfecteerd geraken. Toch treedt de ziekte bij de mens zelden op. Symptomen van mond-en klauwzeer bij de mens zijn koorts, braken, malaise, rode puntvormige wondjes op het mondepitheel en blaasjes op de huid. Het virus overleeft gedurende lange tijd in vers, gedeeltelijk gekookt, gebakken of gerookt vlees en in onvoldoende gepasteuriseerde melk. Om zelf geen mond- en klauwzeer op te lopen mag geen vlees of melk van geïnfecteerde dieren worden geconsumeerd, en elk nauw contact met zieke dieren moet worden vermeden.

Influenza type A en rhinovirus

Zoals bekend infecteren griepvirussen de bovenste luchtwegen (neus, keel, longen), terwijl rhinovirussen uitsluitend een verkoudheid (niezen en hoesten) kunnen veroorzaken. Door voedsel kunnen ze van één persoon op een ander worden overgedragen. Het voedsel wordt vooral via de ademhaling en in mindere mate de handen besmet. Het dragen van een mondmasker en een goede handhygiëne zijn de belangrijkste hygiëne-maatregelen. Nog beter is het onttrekken van de werknemer uit de werkplaats.

SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome) coronavirus

Het SARS coronavirus (SARS-CoV) tast de luchtwegen aan. Na een incubatietijd van 2 tot 10 dagen starten de eerste op griep-gelijkende symptomen zoals koorts, myalgie, gastro-intestinale klachten (onder andere acute diarree) en keelpijn. In de tweede fase treedt hoesten en kortademigheid op. Besmetting gebeurt langs fecaal-orale weg en via aërosolen (ontstaan bij hoesten, opspattend reinigingswater, etc.). Het virus kan verschillende uren overleven op handen en oppervlakken. Daarom is een strikte handhygiëne noodzakelijk bij voedselbereiders binnen en buiten de levensmiddelenindustrie. Bij het bereiden van kant-en-klare maaltijden (sandwiches, groentesalades, etc.) en het versnijden van fruit moeten werknemers in de levensmiddelen-industrie wegwerphandschoenen, een haarnetje, beschermende kledij en een mondmasker (aërosolen!) dragen.

Tekenmeningo-encefalitisvirus

Het tekenmeningo-encefalitisvirus dat behoort tot de familie van de flavivirussen is het enige virus dat niet via fecaal-orale weg op de mens wordt overgedragen. Teken kunnen drager van dit virus zijn. Teken tieren welig in bossen en hoog gras, en kunnen, om bloed te zuigen, zich vasthechten aan de huid van mens en dier. Na een tekenbeet kan het virus zich verspreiden in koeien, geiten en schapen. Het virus wordt vervolgens in de melk van de besmette dieren uitgescheiden, en kan op die manier een argeloze consument infecteren. Alleen bij afdoende pasteuriseren van de melk kan de ziekte worden voorkomen.
Tekenmeningo-encefalitis (TBE) is een virale infectie met een incubatietijd van 7 tot 28 dagen. Aanvankelijk lijken de symptomen op die van griep: koorts, hoofdpijn en algemene malaise. Die fase duurt ongeveer zeven dagen. Bij een derde van de patiënten tast het virus vervolgens het zenuwstelsel aan en veroorzaakt het een hersenontsteking (encefalitis) of hersenvliesontsteking (meningitis). De ziekte kan dodelijk zijn.

Detectie van viruspartikels in voedsel

Routinematig onderzoek naar virusbesmetting wordt tot op heden in België niet uitgevoerd. Alleen indien er een vermoeden bestaat dat er een virale oorzaak ten grondslag ligt aan een voedselinfectie vindt onderzoek plaats naar de aanwezigheid van virussen in de voeding.
Virussen laten zich trouwens ook niet eenvoudig met routinebepalingen aantonen. Ze zijn niet kweekbaar via de klassieke cultuurmedia voor bacteriën en hebben een gastheer nodig om zich te vermeerderen De minimale detectiegrens bedraagt bovendien 1 miljoen virusdeeltjes per gram faeces. Dit betekent dat slechts gedurende de eerste 48 uur van een gastro-enteritis de virusdeeltjes aantoonbaar zijn. Dit kan met specifieke apparatuur zoals een elektronenmicroscoop of met PCR (Polymerase Chain Reaction) en immunologische testen. Er is behoefte aan snelle, eenvoudige en goedkope detectie- en identificatiemethoden voor voedselgeassocieerde virussen.

Virus-inactivatie en algemene preventie

In voedsel en schaaldieren zijn virussen vrij thermoresistent. Een gewone pasteurisatie bij 60°C gedurende 30 min is niet afdoende om ze af te doden. Hetzij een hittebehandeling tot een inwendige temperatuur van 85-90°C gedurende 90 seconden is noodzakelijk, hetzij een hittebehandeling bij 70°C gedurende enkele minuten is vereist. Maar zelfs ondanks die verhitting kan door nabesmetting (kruiscontaminatie) toch nog infectie plaats vinden. Virussen kunnen niet worden afgedood door koelen of diepvriezen, net zo min als door hoge suikerconcentraties (bij confijten), alcohol (bij opleggen van fruit) of zuren (bij inleggen in zuur, pH < 3). Ioniserende straling en conserveermiddelen hebben geen enkel effect. Alleen desinfectiemiddelen (500 ppm actief chloor) zijn instaat om virussen te inactiveren.
Levensmiddelen die met voedselpathogene virussen zijn besmet ruiken en smaken niet anders dan voedingsmiddelen die virus-vrij zijn. Met betrekking tot het al of niet veilig consumeren van een levensmiddel zal een verbruiker niet kunnen afgaan op diens sensorische karakteristieken. Preventief voorkomen dat levensmiddelen met voedselpathogene virussen worden besmet is de beste hygiënemaatregel.

Preventie van voedselgeassocieerde virale infecties
  • pas de principes van het HACCP-concept toe
  • pas een goede persoonlijke hygiëne toe (b.v. handen wassen na ieder toiletbezoek, handen desinfecteren met ontsmettingsvloeistof, papieren handdoekjes gebruiken, …)
  • was de handen vóór het behandelen van levensmiddelen
  • verschoon de werkkledij regelmatig
  • ontdoe de vuile kledij van alle vuil, en was ze vervolgens met heet water in de wasmachine
  • hou werknemers met virusziekten (tijdelijk) uit het productiecircuit
  • vermijd de fecale contaminatie van karkassen in slachterijen (b.v. bij verwijderen van de ingewanden)
  • vermijd kruiscontaminatie van bereide met onbehandelde kritieke (rauwe) producten
  • verhit kritieke producten (schaaldieren, groenten, …) zogoed mogelijk
  • ontsmet drinkwater met 500 ppm actieve chloor of door UV-bestraling
  • spoel alle fruit- en groenten grondig met water (dat behandeld is met ClO2)
  • vermijd tijdens en na bereiding, het contact van levensmiddelen met de buitenlucht: door het gebruik van gesloten recipiënten, door het plaatsen van luchtfilters, …
  • vermijd elk contact tussen ongedierte (knaagdieren, insecten, etc.) en voedingsmiddelen
  • reinig de apparatuur en levensmiddelenrecipiënten grondig en desinfecteer met krachtige oxidantia zoals natriumhypochloriet (javel), peroxiden, perazijnzuur of ozon
  • reinig frequent de productieruimten, productieoppervlakken, … en desinfecteer ze
  • draag er zorg voor dat bij het reinigen van vloeren en rioleringen, geen reinigingswater op de productiemachines spat of aërosolen worden gevormd
  • wees alert voor rauwe groenten, fruit en onvoldoende verhitte levensmiddelen afkomstig van landen die bekend staan voor een slechte (voedsel)hygiëne
  • gebruik geen (onbehandeld) waterzuiveringsslib als alternatieve meststof
  • wees alert voor de besmetting van groenten, gewassen en fruit bij overstromingen en irrigatie met verontreinigd water
  • wees alert voor schaaldieren afkomstig uit kweekgebieden, verontreinigd met rioolwater

forumGeef uw reactie op dit artikel
Alle velden zijn verplicht. Uw persoonlijke informatie wordt niet op de site geplaatst. Hyfoma levert geen machines, maar verwijst alleen naar de bedrijven die de machines leveren. De meeste genoemde bedrijven leveren alleen machines voor de voedselindustrie en produceren geen voedsel.

Naam: Email:
Functie: Bedrijf: