Beschuit
Inhoudsopgave
In Nederland zijn de beschuiten het meest bekend van ‘beschuit met muisjes’. Een lekkernij die bij de geboorte van een kind gegeven wordt. Al sinds de 17e eeuw is dit een gebruik, met roze muisjes voor een meisje en blauwe voor een jongen.
Productieproces beschuit
Beschuiten kunnen volgens twee standaard methodes geproduceerd worden. Volgens de klassieke methode met een zetsel en volgens de snelkneedmethode. Beide processen worden nog toegepast. De methoden verschillen alleen in het begin van het proces van elkaar. De ingrediënten zijn gelijk.Bij de klassieke methode wordt gebruik gemaakt van een zetsel. Hiertoe worden de eieren, het gist, water, een deel van de suiker en een deel van de bloem voorgemengd. Deze wordt 20-30 minuten bij 22ºC gehouden. Doel hiervan is het activeren van de gist, een beginnende glutenontwikkeling (zwellen van eiwitten) en vorming van aroma’s. Doordat de gist al geactiveerd is, kan een kortere rijstijd genomen worden.
Ingrediënten
De ingrediënten die gebruikt worden in beschuit met de belangrijkste eigenschappen en eisen zijn hieronder vermeld:- Bloem: Amerikaanse of goede Duitse bloem wordt gebruikt. Dit is bloem van stuggere tarwesoorten. Het eiwit hier is kwantitatief en kwalitatief zeer goed. Hierdoor is het mogelijk een ragfijne structuur in de beschuit te vervaardigen.
- Gist: Om in een deeg met veel suiker voldoende koolzuurgas (CO2) te krijgen, wordt 6-8% gist toegevoegd. De voeding voor gist is juist suiker, maar bij een hoge dosering remt het de groei en daarmee de CO2-productie van gist. Met een hogere dosering gist wordt toch voldoende koolzuurgas gevormd.
- Zout: In beschuit wordt slechts 0.5-1% zout gebruikt. Zout houdt namelijk water vast, bij meer zout zou het eindproduct minder bros zijn.
- Eieren: Eieren worden toegevoegd voor de smaak en emulgerende eigenschappen. Lecithine uit ei zorgt ervoor dat het deeg meer homogeen is, meer luchtinslag kan plaatsvinden tijdens kneden en het vergroot het gashoudend vermogen. Een groot gashoudend vermogen bepaalt de structuur.
Tegenwoordig wordt in plaats van ei ook lecithine en een vet gebruikt. De houdbaarheid hiervoor is groter, daardoor is het voor de producent eenvoudiger in gebruik.
- Beschuitgelei: De overige bestanddelen van beschuit worden via de beschuitgelei toegevoegd. De beschuitgelei bestaat uit glucosestroop, suiker, water, vet (plantaardig), emulgatoren (E470, E322), gelatine, rijsmiddel (E501) en kleurstof (E160B). De beschuitgelei kan zo ingekocht worden. Deze grondstoffen zijn dus al voorgemengd, zo is het beter handelbaar en doseerfouten worden voorkomen.
- Suiker- en glucosestroop: Voor de smaak, kleur (Maillard-reacties) en structuur wordt suiker toegevoegd. Door veel lage suikers (met een korte structuur) toe te passen kunnen zeer dunne celwanden bereikt worden. De lage suikers stellen de zetmeelverstijfseling uit, hierdoor blijft het glutennetwerk langer flexibel. Gevolg is dat het langer uit kan rekken. Te veel lage suiker zorgt voor een zeer harde beschuit, daarom wordt een combinatie gemaakt met lage en hoge suikers.
- Water: het eindproduct bevat slechts 3% water, toch is water een zeer belangrijk ingrediënt. Zonder water zou er nooit een deeg kunnen ontstaan. Vroeger werd melk gebruikt in plaats van water. Melk houdt echter vocht vast en zorgt voor een minder bros eindproduct.
Mengen
Bij het snelkneedproces worden alle ingrediënten direct gemengd.Bij de klassieke methode wordt gebruik gemaakt van een zetsel. Hiertoe worden de eieren, de gist, het water, een deel van de suiker en een deel van de bloem voorgemengd. Deze wordt 20-30 minuten bij 22ºC gehouden. Doel hiervan is het activeren van de gist, een beginnende glutenontwikkeling en vorming van aroma’s. Doordat de gist al geactiveerd is kan een kortere rijstijd aangehouden worden. Na de rusttijd worden de overige ingrediënten ook toegevoegd.
Kneden
Bij het snelkneedproces wordt maar 2,5 tot 4 minuten gemengd bij een temperatuur van 33ºC. Doel van het kneden is luchtinslag, activering van de gist en maken van het glutennetwerk. Bij de klassieke methode wordt 30 tot 60 minuten gekneed. De kneedtijd is afhankelijk van de soort kneder die gebruikt wordt.Verdelen
Nadat het glutennetwerk sterk genoeg is, wordt het deeg in kleinere hoeveelheden opgedeeld. Elke deegstuk bevat genoeg deeg voor enkele tientallen beschuiten.Opbollen
De deegstukjes worden in een opboller tot ronde bolletjes verwerkt. In de opboller worden de bestaande luchtbellen opgedeeld in meerdere kleine luchtgasbellen. Meerdere kleine bellen zijn gunstiger dan enkele grote. Gist vormt het koolzuurgas in de deegfase. Het koolzuurgas vormt zelf geen bellen. Wel diffundeert het gas naar de bellen toe. Hierdoor worden de bestaande bellen groter. Bij veel kleine bellen ontstaan dus meer gaskernen.Een ander bijkomend verschijnsel is Ostwald-vergroving. Dit houdt in dat het gas uit kleine bellen diffundeert naar de grote bellen, omdat de druk in een kleine bel veel groter is dan in een grote bel. Het gas uit de kleine bellen wordt dus als het ware naar de grote bellen geperst. Door veel kleine bellen van hetzelfde formaat te hebben wordt dit voorkomen.
Bolrijs
De bollen worden in netjes in de rijskast gehangen. Bij een temperatuur van 35ºC en relatieve vochtigheid van 80% vormt het gist veel koolzuurgas. Het volume van de deegbolletjes neemt toe en de luchtige structuur ontstaat. Na 30 minuten worden de bollen weer uit de rijskast gehaald.Meest toegepaste rijsapparatuur is een batch systeem. Een ruimte met de gewenste temperatuur en vochtigheid waarin karren met deeg ingereden kunnen worden. Maar er bestaan ook continue systemen. Door een transport systeem worden de deegstukken door de installatie getransporteerd. De snelheid van de transportband bepaalt de duur van de rijzing.
Walsen en stanzen
Om platte stukken deeg te krijgen worden de deegstukken door een wals gehaald.Uit het platte deegstuk kunnen rondjes deeg gehaald worden. Deze rondjes deeg hebben een doorsnede van 9-10 cm. Ze passen precies in de doppen waarin ze gebakken worden. Dit zijn meestal (giet)ijzeren vormen met een doorsnede van 9-10 cm en een hoogte van 2,8-3,0 cm.